Hoe kan ik mijn creativiteit stimuleren?

door

Bijna dagelijks denk ik na over nieuwe invullingen van programma’s voor opleidingen, trainingen, werkconferenties, et cetera. Daarbij ben ik altijd op zoek naar nieuwe, levendige en leuke manieren van leren.

Naar leervormen waarin mensen in contact met elkaar, van én aan elkaar leren. En naar manieren om hen te activeren en in beweging te brengen. Leervormen die verrassen en verwonderen. Die spannend zijn en een hoog rendement hebben.

Creativiteit is hierbij van groot belang.

Maar hoe kun je die leren vergroten?

Mijn eigen kracht lag altijd al in het nadenken over dergelijke programma’s en leervormen en in het hebben van een overzicht van het geheel, het werken naar een helder doel, het aanbrengen van focus, de logica, de consistentie en de rode draad in het programma en in het weten hoe je ‘natuurlijk’ van het ene bij het andere onderwerp komt.

En vanuit deze gezichtspunten kon ik best af en toe creatief uit de hoek komen.

Maar in mijn eentje tot echt creatieve oplossingen komen, vond ik lange tijd lastiger. Zelfs ben ik even gaan geloven dat je altijd anderen nodig hebt om echt vernieuwend en creatief te kunnen zijn.

Totdat ik los van elkaar twee mensen ontmoette die wel degelijk in hun eentje uitzonderlijk creatief en vernieuwend konden zijn. En totdat ik met behulp van NLP (Neuro Linguïstisch Programmeren) ontdekte hoe je een vermogen kunt modelleren. En hoe je dit ook leerbaar maakt voor anderen.

Reden genoeg voor mij om het geheim van creatief denken over leer- en werkvormen te ontrafelen (wat overigens veel breder dan alleen op dat gebied in te zetten is). En ook voor jou een grote tip op te lichten van de sluier…

De techniek die ik heb gemodelleerd van een buitengewoon creatieve vakbroeder (bedankt Ron!) beschrijf ik hieronder in een verkorte versie van mijn oorspronkelijke modelleringsverslag.

Let op: op onderdelen is deze voor de niet-NLP-kenner niet altijd even eenvoudig (reden te meer je daar meer in te verdiepen..).

Durf jij de uitdaging aan? Om jouw creativiteit te vergroten!?

Doel van de techniek

Het doel van deze techniek is om in een proces van associëren en doorassociëren interactieve leervormen te bedenken die deelnemers een waarde- en betekenisvolle leerervaring meegeven.

In dit verslag gebruik ik het woord associëren veelvuldig in de zin van het in verband brengen van ideeën en het van de ene gedachte op een andere gedachte komen, een belangrijke basis van creatief denken. En dus niet altijd in de NLP betekenis van ‘inleven’.

Hoe weet je dat de gebruiker het doel bereikt heeft?

Als ik hoor en zie dat de gebruiker zich hardop goede, divergerende vragen stelt die hem verder aan het denken en associëren zetten en die hem uitdagen en stimuleren om verschillende invalshoeken en perspectieven in te nemen en die hem van het ene op het andere idee brengen.

Als ik als toehoorder geboeid blijf luisteren en het gevoel krijg dat er een goed idee ‘in de lucht hangt’.

En als ik hoor en zie dat de gebruiker goede en/of slechte ideeën ook weer heel makkelijk kan loslaten en ongestoord verder kan gaan met het proces van associëren en doorassociëren.

Stappen in de techniek

  1. Ervaar de noodzaak en de urgentie
  2. Zet een intentie
  3. Stel een open beginvraag en kom in beweging
  4. Breng de ‘stroom’ op gang
  5. Laat de ideeën voor wat ze zijn en ga verder
  6. Zie en voel of het goed is

Overtuigingen, criteria en metaprogramma’s en omgeving

Overtuigingen die bij het creëren van interactieve leervormen van belang zijn

  • Het gaat om het proces, niet om het idee
  • Er komt altijd wel wat
  • Je kunt eindeloos doorassociëren, er is altijd weer een nieuw idee
  • Elke kant van benaderen levert wel weer een associatie op waar je wat mee kunt
  • Ik hoef nog geen structuur te hebben, structuur komt later
  • Ik hoef nu niet te beslissen
  • Het hoeft niet af, het hoeft niet perfect
  • Het maakt niet uit of je het gebruikt, ook als je het later weggooit is dat prima
  • Genereren is belangrijk. Zodra je gaat oordelen/evalueren, stopt de stroom
  • Spreek het voorstellingsvermogen aan van mensen, dat vinden ze leuker dan gewoon maar iets doen
  • Het hoeft niet 100 procent oorspronkelijk of van mij zijn, je mag ook lenen van anderen
  • Bestaande dingen op nieuwe manieren combineren is ook creativiteit

 Criteria die bij het creëren van interactieve leervormen van belang zijn

  • Leuk
  • Nieuw
  • Uitdaging
  • ‘Maf’

 Metaprogramma’s die bij het creëren van interactieve leervormen van belang zijn

  • Opties
  • Voldoet wel
  • Naartoe
  • Globaal

Omgeving die bij het creëren van interactieve leervormen van belang is

  • Een omgeving waarin je ofwel alleen bent of in het bijzijn van iemand die luistert, eventueel een beetje meedenkt (niet teveel) en die de ideeën noteert.
  • Een min of meer ‘neutrale’ omgeving waarin de ideeën gewoon mogen zijn, zonder evaluatie, waarin door anderen niet al te kritisch met ideeën wordt omgegaan, waarin ideeën niet direct al worden getoetst op welke criteria dan ook maar waar tegelijkertijd ook niet te veel waardering is voor een idee (want: “tevredenheid is de doodssteek voor creativiteit”, aldus mijn expert).
  • Een omgeving waarin je je geen zorgen hoeft te maken over of het eigen gedrag dominant of egoïstisch is ten opzichte van de ander, waarin impliciet of expliciet is afgesproken dat jij de ideeën genereert en niet de ander.
  • Een omgeving waarin een flipover en loopruimte ter beschikking staan.

Toelichting van de stappen

De codes die in onderstaande stappen worden gebruikt komen uit NLP. En verwijzen naar de oogbewegingen van een rechtshandig persoon (voor linkshandigen kan links-rechts omgedraaid zijn). Hieronder hoe je het voor je zelf kan doen.

  • Vh  = visuele herinnering, de ogen naar links omhoog
  • Vc  = visuele constructie, de ogen gaan naar rechts omhoog
  • K     =  kinestetisch, voelen, de ogen gaan naar rechts beneden
  • Ad  = auditieve zelfspraak, de ogen gaan naar links beneden
  • Ah  = auditieve herinnering, de ogen gaan naar links midden
  • Ac  = auditieve constructie, de ogen gaan naar rechts midden
  • e     = extern: verwijst naar iets wat gezien, gehoord, gevoeld wordt om je heen
  • i      = intern (of geen vermelding) verwijst naar iets dat gezien, gehoord, gevoeld wordt in gedachten.
  • EG  = Extern Gedrag

 VAKOG = de zintuigen: Visueel, Auditief, Kinestetisch, Oilfactoir =reuk, Gustatoir = smaak.

1. Ervaar de noodzaak en de urgentie

Denk aan wat volgens jou het doel is van de voorliggende vraag.

Visualiseer het gewenste resultaat en zie, hoor en/of voel het verschil met hoe jij de huidige situatie waarneemt (Vc, Ad en K).

Zie de noodzaak en de urgentie van de opdracht / het vraagstuk.

Zie wat er moet gebeuren of dat er iets moet gebeuren.

Zeg in jezelf zinnen als:

  • “Er moet wat gebeuren”;
  • “Er moet iets komen”;
  • “Dit moet anders, dit gaat niet goed.”

Voel vervolgens de noodzaak en urgentie van de opdracht en de belangrijkheid ervan (Vc en/of Ad > K).

Zintuiglijk specifiek voorbeeld

Ik kijk naar waar de muur het plafond raakt en denk aan mijn opdrachtgever, zijn vraagstuk en het thema van een korte werkconferentie over drijfveren. Ik zie de deelnemers plaatsnemen in de zaal, in afwachting van wat er komen gaat.

Ik zie het gewenste resultaat voor me, zie hoe de deelnemers zijn als dit resultaat bereikt is en neem waar dat er een verschil zit in het gewenste resultaat en de situatie nu.

Ik praat in mezelf over hoe belangrijk dit is, dat er wat moet gebeuren en voel het gewicht van mijn woorden tintelen boven in mijn buik. Dit gevoel geeft me de energie om in beweging te komen en tot actie over te gaan.

2. Zet een intentie

Maak met jezelf de afspraak dat je je nu gaat richten op het genereren van ideeën en dat je in een later stadium gaat structureren en evalueren door dit hardop uit te spreken (Extern Gedrag, metaprogramma’s: voldoet wel, opties, naartoe en globaal), en voel bij jezelf dat dit goed is (K+).

3. Stel een open beginvraag

Maak je een voorstelling van het onderwerp (Vc) en vraag jezelf af waar dit onderwerp in de kern om draait en waartoe een en ander moet leiden (Vc/Ad).

Stel jezelf vervolgens hardop de volgende beginvraag: “Hoe kan ik dit (in zo kort mogelijke tijd) van zoveel mogelijk kanten benaderen?” (EG)

Zintuiglijk specifiek voorbeeld

Ik denk aan het onderwerp waar het over gaat en vraag in mezelf waar dit toe moet leiden en wat dit toe moet voegen. Ik zie losse beelden en korte fragmenten met betrekking tot het onderwerp drijfveren en waar een en ander toe moet leiden.

Ik zie wat de deelnemers doen als de resultaten bereikt zijn en hoor hoe zij dan praten. Dan stel ik mezelf hardop de vraag: “Hoe kan ik dit van zoveel mogelijk kanten benaderen?”.

4. Breng de ‘stroom’ op gang

Begin te bewegen door de ruimte (EG). Stel hardop en/of in jezelf vanuit verschillende gezichtspunten allerlei vragen en beantwoord de vragen hardop en/of in jezelf (EG en Ad).

Stel jezelf voor (Vc) hoe iedere plek en positie in die ruimte, iedere stap die je neemt, een nieuw perspectief biedt op het onderwerp. Bijvoorbeeld door iedere plek in de ruimte te zien als een ijsschots waarvandaan je op een volgende schots terecht komt en waar je je kunt afvragen (Ad) “gebeurt hier nog wat?”. Of als een kikker die na iedere sprong op een waterlelie weer nieuwe en andere mogelijkheden heeft om naar toe te springen.

Benut de ruimte die er is, loop gerust heen en weer en neem steeds een net iets ander route, iedere plek in de ruimte benuttend (EG). Hoe en waar je loopt is minder belangrijk dan het feit dat je loopt, als metafoor voor het steeds weer nieuwe perspectieven innemen.

Stel jezelf open, divergerende vragen (metaprogramma’s: opties, voldoet wel, naartoe en globaal) als:

  • Vanuit welke kanten kun je het allemaal bekijken?
  • Hoeveel mogelijkheden heb je om dit op een andere manier te doen?
  • Wat zou je daarmee kunnen?
  • Waartoe moet het leiden?
  • Hoe zou je dit óók kunnen benaderen?
  • Wat kun je doen met het onderwerp? Wat kun je nu verzinnen om aan de slag te gaan met het onderwerp?
  • Wat werkt nou bij mensen?
  • Waar doet dit aan denken? Waar hebben we dit eerder gedaan?
  • Wat zou een handige manier zijn?
  • Wat is leuk?
  • Wat is nog een andere manier om dit te doen?
  • Hoe maak je het levend?
  • Hoe kun je anderen betrekken?
  • Welke alternatieven heb ik?
  • Stel dat …………..
  • Stel dat je dit doet, wat dan?
  • Hoe kan het wél?
  • Hoe kan het anders?
  • Hoe zou het kunnen?
  • Hoe zou het eruit kunnen zien?
  • Hoe zouden we het vorm kunnen geven?

Voel hoe iedere plek in de ruimte nieuwe dingen mogelijk maakt en nieuwe vragen opwerpt die weer nieuwe perspectieven creëert en nieuwe mogelijkheden biedt (K) en zie hoe de mogelijkheden uitwaaieren alsof je vanuit de hand ideeën ‘strooit’ (Vc, eventueel EG).

Verwacht en vertrouw erop dat iedere stap een volgende mogelijk maakt (K) zoals iedere ademhaling een voorbereiding is op de volgende.

Zintuiglijk specifiek voorbeeld

Ik loop langzaam door de ruimte, zie en voel hoe iedere plek een ander uitzicht geeft op het onderwerp en er een andere kant van belicht. Ik stel (mezelf) allerlei vragen en voel me uitgedaagd en gestimuleerd om ze te beantwoorden.

De verschillende plaatsen helpen me om verschillende vragen te stellen en steeds met andere antwoorden te komen die ik niet eerder had bedacht.

5. Laat de ideeën voor wat ze zijn en ga verder

‘Boetseer’ de ideeën tot ‘beeldjes’ met een globale vorm (Vc, Ad), laat ze vervolgens gerust (K) staan op hun plek in de ruimte en ga ook weer verder.

Merk hoe het ‘stromende’ proces van ideeën genereren belangrijker voelt dan het afmaken van ieder idee en dat het goed is zoals het is en om het voor nu zo te laten zoals het is. En dat dat betekent dat je verder kunt, wetende dat je altijd terug kunt keren.

Mocht je even denken dat iets een slecht idee is (Ad), lach er luchtig om, laat het los en ga weer verder.

Blijf verkennen door vragen te stellen (EG, Ad), nieuwe mogelijkheden en perspectieven te zien (Vc) en voort te borduren en merk maar (K) hoe iedere kant van benaderen wel weer een associatie oplevert waar je wat mee kunt en dat het niet uitmaakt of je het gebruikt of later weggooit omdat er altijd weer een nieuw idee is en je eindeloos kunt doorassociëren en nieuwe verbindingen kunt vinden.

Zintuiglijk specifiek voorbeeld

Het ene idee brengt me op het volgende idee. Ik stel enkele vragen (stel dat…, wat als…) om het enigszins helder te krijgen en me een beeld te vormen van de (delen van de) leervormen, schrijf zo nu en dan wat op en blijf doorgaan met associëren en doorassociëren.

6. Zie en voel of het goed is

Maak vanuit een helicopterview een voorstelling (Vc, gedissocieerd) van de deelnemers en zie per idee voor een leervorm of en hoe ze aan de slag gaan.

Als je het nog niet kunt zien, of veel moeite moet doen om iets zien te gebeuren dan ontbreekt er nog iets aan het idee (verder met stap v).

Zie je ze er wel mee aan de slag gaan, verplaats je dan in de deelnemer en toets dan je eigen gevoel.

Stel jezelf vragen (Ad) als: “Lijkt het mij leuk om te doen? Spreekt het mij aan? Klopt het? Inspireert het? Voel ik een gevoel van uitdaging en enthousiasme in mijn buik en hart?”

Zo ja (K+), dan heb je een goed en werkbaar idee, wat wellicht alleen nog iets verder moet worden uitgewerkt.

Zo nee (K-), dan gaat het proces weer verder bij stap v. het idee te laten voor wat het is en verder te gaan met associëren en doorassociëren.

Zintuiglijk specifiek voorbeeld

Ik vorm me een beeld van de deelnemers en zie ze in beweging komen en aan de slag gaan met de vormen die ik heb bedacht. Ik verplaats me in hun positie en vraag me af hoe ik dit zou ervaren.

Ik krijg er wel zin in om hiermee aan de slag te gaan en het lijkt me leuk om dit als begeleider te begeleiden.

Mijn enthousiasme neemt toe als ik voor me zie hoe de deelnemers terug zullen komen met de resultaten van deze leervorm, hoe ze zichzelf en elkaar meer zullen begrijpen en een ander, diepgaander onderling contact zullen hebben. In mijn beeld praten ze heel anders met elkaar.

Ik word nog enthousiaster als ik daarna nog eens denk aan het doel van de werkconferentie. Het klopt als een bus! Dit voegt iets toe! En ik heb er zin in!

Commentaar

Als ik de techniek hanteer, merk ik dat het werkt. Dat was niet zo bij de eerste versie van de techniek. Ik ben blij dat ik op een bepaald moment zelf de stap ii. het zetten van een intentie heb toegevoegd.

Dat is niet iets wat mijn expert expliciet hoeft te doen, maar het helpt mij enorm om mijn metaprogramma’s ‘procedure’ en ‘voldoet niet’ tijdelijk uit te schakelen. Dat is in ieder geval voor mij een cruciale stap.

Het geheel lijkt omslachtiger dan het is omdat na de eerste beginvraag (stap 3) eigenlijk een proces op gang komt dat ik wel uit elkaar trek in een aantal stappen, maar wat ik eigenlijk ervaar als één logisch geheel.

Wat zijn de belangrijkste stappen?

Ik heb één expert gemodelleerd en gecontrasteerd met twee niet-experts (professionals die ik ken en die ik uiterst pienter maar niet bijzonder creatief vind).

Belangrijke verschillen met hun aanpakken (beiden doen het anders) en mijn eigen aanpak, zitten in stap ii: het zetten van de intentie, oftewel het maken van een afspraak met jezelf dat andere zaken (metaprogramma’s) zoals structureren en evalueren later aan bod komen (al had ik dat eerder zelf toegevoegd dan mijn expert), in stap iv: het in beweging verschillende invalshoeken innemen, en in stap v: het ‘los’ kunnen laten van de ideeën (of ze nu goed of slecht zijn).

Dit zijn in mijn beleving de belangrijkste ‘verschillen die het verschil maken’. Ik kan onmogelijk een specifiekere keuze maken voor wat hierin het belangrijkste onderdeel is. Zeker ook omdat ik heb gemerkt hoe groot in de beschreven techniek het belang is van de overtuigingen van mijn expert dat (1) er altijd weer nieuwe ideeën zijn, (2) dat het niet uitmaakt of je ze gebruikt of later weggooit en (3) dat het niet gaat om het idee, maar om het proces van associëren en doorassociëren.

Hoe meer ik de techniek zelf doorlees, des te meer besef ik me dat het doelvermogen breder toepasbaar is dan alleen voor het creëren van interactieve leervormen.

Het vermogen dat met de techniek wordt beschreven is volgens mij ook heel goed toepasbaar op andere vormen van creatief denken. Daarbij hoeft het niet per se over interactieve leervormen te gaan.

Wat is de relatie tussen de stappen?

Stappen 1 en 2 zetten het kader en creëren de voorwaarden voor het werken met de volgende stappen.

De stappen 3  4 en 5 vormen de kern van het divergerend denken (associëren en doorassociëren) zonder te structureren en evalueren.

Stap 6 is niet zozeer een kritische blik (met metaprogramma ‘voldoet niet’), en is meer een gevoelswaardering, maar heeft desalniettemin wel een convergerend effect. Hier vallen sommige ideeën af, of ontstaat de behoefte ze bij te schaven en aan te passen. Deze stap heeft daarmee een wezenlijk ander karakter dan de eerdere stappen.

Voor wat ermee wordt beoogd, zijn alle stappen nodig. Ze vormen in mijn beleving een logisch geheel. Er kan er geen een worden weggelaten.

Welke hindernissen verwacht ik bij de doelgroep en hoe wil ik daar mee omgaan?

Als doelgroep neem ik al diegenen die zich bezig houden met het bedenken van leervormen voor groepen (docenten, opleiders, trainers, organisatie adviseurs, etc.).

Bij die doelgroep verwacht ik dat zich een aantal hindernissen kunnen voordoen. Voor iedere hindernis suggereer ik een of meerdere NLP technieken om hiermee om te gaan:

Bij stap 1

Probleem: noodzaak en urgentie niet voelbaar

Oplossing: terug in de tijd vinden van een referentie ervaring van noodzaak en urgentie en gevoel ankeren en meenemen naar nu, of volledig associëren in 2e positie van opdrachtgever of doelgroep en ervaren wat nodig is

Bij stap 2

Probleem: als het gevoel niet komt dat het goed is

Oplossing: onbewuste aanspreken, six-step reframe, onderhandelen tussen gedeelten

Bij stap 3

Probleem: als je niet weet waar het in de kern om draait of niet weet waartoe het moet leiden

Oplossing van mijn expert: dan heb je geen goed beeld van de situatie, heb je geen goede analyse gemaakt en moet je terug naar de opdrachtgever

Bij stap 4

Probleem: als je er niet op kunt vertrouwen dat een andere positie een ander gezichtspunt oplevert, als je het lastig vindt om andere invalshoeken te verkennen

Oplossing: hulpbron ‘vertrouwen’ overbrengen met anker, onbewuste aanspreken

Probleem: als de neiging te structureren en evalueren (convergeren) zich toch manifesteert

Oplossing: submodaliteiten van divergerend denken achterhalen en installeren, verankeren van denkstijlen aan plaatsen in de ruimte, I wonder… strategie, six-step reframe, onderhandelen tussen gedeelten, circle of excellence als één hulpbron niet voldoende is, bij aanhoudende kritische stem: remodeling,

Bij stap 5

Probleem: als ‘loslaten’ van ideeën moeizaam gaat of zelfs niet lukt

Oplossing: hulpbron ‘loslaten’ overbrengen, submodaliteiten van ‘loslaten’ achterhalen en installeren, six-step reframe, onderhandelen tussen gedeelten.

Bij stap 6

Probleem: als je wel de deelnemers aan de slag ziet gaan, met enthousiasme, maar er zelf geen enthousiasme bij voelt (incongruenties tussen wat je ziet en voelt)

Oplossing: vertrouwen op dit signaal van het onbewuste dat er nog iets aan ontbreekt en terug naar stap 4.